Baker Tilly
Prinsjesdag
2023

Voorwoord

Op Prinsjesdag presenteerde het kabinet de begroting en de nieuwe belastingplannen. Dit jaar is er echter sprake van een bijzondere situatie. Het kabinet is namelijk demissionair en er staan verkiezingen voor de deur. Desalniettemin presenteerde Staatsecretaris van Rij een pakket aan wetsvoorstellen en maatregelen dat invloed kan hebben op uw belastingpositie. Een deel van de plannen was al eerder aangekondigd, bijvoorbeeld in de Voorjaarsnota.
In onze Prinsjesdagspecial zetten wij de belangrijkste wijzigingen en plannen voor u op een rij. De meeste onderwerpen die wij hier bespreken, moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden besproken en goedgekeurd. Het is dus mogelijk dat bepaalde maatregelen niet, of in gewijzigde vorm, zullen worden aangenomen.
Daarnaast benoemen we een aantal belangrijke maatregelen waar al eerder instemming over is bereikt of die zijn goedgekeurd, maar mogelijk op korte termijn toch uw aandacht vereisen. Deze maatregelen kunt u herkennen aan het volgende icoon in de titel: 

BT_tabel

Tarieven box 1

De schijven en belastingpercentages in box 1 (inkomen uit werk en woning) van de inkomstenbelasting wijzigen. In het overzicht hiernaast ziet u het gecombineerde tarief in box 1 voor belastingjaar 2023, en de voorgestelde tarieven voor 2024. 

Afbouw zelfstandigenaftrek

De ondernemer voor de inkomstenbelasting, die voldoet aan het urencriterium van ten minste 1.225 uren per jaar, heeft recht op bepaalde aftrekfaciliteiten. Eén daarvan is de zelfstandigenaftrek (2023: € 5.030), waarmee de belastbare winst – en dus de verschuldigde belasting – wordt verlaagd. Hier bovenop komt voor starters nog een bedrag van € 2.123 aan startersaftrek.

Vorig jaar is de eerder ingezette afbouw van de zelfstandigenaftrek versneld. In 2024 wordt deze afgebouwd naar € 3.750 en deze loopt verder terug tot € 900 in 2027.

Tarieven box 1

De schijven en belastingpercentages in box 1 (inkomen uit werk en woning) van de inkomstenbelasting wijzigen. In het overzicht hiernaast ziet u het gecombineerde tarief in box 1 voor belastingjaar 2023, en de voorgestelde tarieven voor 2024.

BT_tabel

Afbouw zelfstandigenaftrek

De ondernemer voor de inkomstenbelasting, die voldoet aan het urencriterium van ten minste 1.225 uren per jaar, heeft recht op bepaalde aftrekfaciliteiten. Eén daarvan is de zelfstandigenaftrek (2023: € 5.030), waarmee de belastbare winst – en dus de verschuldigde belasting – wordt verlaagd. Hier bovenop komt voor starters nog een bedrag van € 2.123 aan startersaftrek.

Vorig jaar is de eerder ingezette afbouw van de zelfstandigenaftrek versneld. In 2024 wordt deze afgebouwd naar € 3.750 en deze loopt verder terug tot € 900 in 2027.

Baker Tilly Prinsjesdag 2023 Drietal volwassenen op stoelen

Invoering progressief tarief box 2

Een DGA wordt in box 2 belast voor het inkomen uit een aanmerkelijk belang (zoals dividend of verkoopopbrengst van aandelen) in de eigen BV. Het belastingtarief is nu 26,9%.
Vanaf 1 januari 2024 wordt dit tarief aangepast en worden twee tariefschijven geïntroduceerd:
– Inkomen tot en met € 67.000: 24,5% box 2-belasting
– Inkomen boven € 67.000: 31% box 2-belasting
De schijven worden toegepast op het totale jaarlijkse inkomen uit aanmerkelijk belang. Fiscaal partners mogen hun inkomen verdelen voor de belastingheffing. Dus bij een 50/50 verdeling van een inkomen van € 134.000 over de fiscaal partners kan tweemaal gebruik worden gemaakt van het lage tarief van 24,5%.
Naast de invoering van een schijvensysteem en verhoging van de tarieven, krijgen aanmerkelijkbelanghouders te maken met de Wet excessief lenen bij de eigen bv. Dit maakt het des te belangrijker om goed na te denken over het lange termijn dividendbeleid van de vennootschap waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden.

Invoering progressief tarief box 2

Een DGA wordt in box 2 belast voor het inkomen uit een aanmerkelijk belang (zoals dividend of verkoopopbrengst van aandelen). Het belastingtarief is nu 26,9%. Vanaf 1 januari 2024 wordt dit tarief aangepast en worden twee tariefschijven geïntroduceerd:

– Inkomen tot en met € 67.000: 24,5% box 2-belasting
– Inkomen boven € 67.000: 31% box 2-belasting

De schijven worden toegepast op het totale jaarlijkse inkomen uit aanmerkelijk belang. Fiscaal partners mogen hun inkomen verdelen voor de belastingheffing. Dus bij een 50/50 verdeling van een inkomen van € 134.000 over de fiscaal partners kan tweemaal gebruik worden gemaakt van het lage tarief van 24,5%.
Naast de invoering van een schijvensysteem en verhoging van de tarieven, krijgen aanmerkelijkbelanghouders in 2023 al te maken met de Wet excessief lenen bij de eigen bv. Dit maakt het des te belangrijker om goed na te denken over het lange termijn dividendbeleid van de vennootschap waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden.

Box 3: forfaitaire spaarvariant

Het Kerstarrest uit 2021 heeft het kabinet gedwongen een nieuw systeem in te voeren om vermogen te belasten. Een recent advies van de advocaat-generaal aan de Hoge Raad bevestigde nogmaals dat werkelijk rendement leidend moet zijn. Tot het moment dat er kan worden overgegaan op het belasten van vermogen op basis van het werkelijke rendement, wordt de zogenoemde forfaitaire spaarvariant toegepast. Hierbij zijn drie categorieën te onderscheiden (Banktegoeden, Overige Bezittingen en Schulden) die elk een eigen forfaitair rendement kennen. De percentages van het forfaitair rendement in 2024 zijn nog niet officieel bekend.
Het forfaitair rendement wordt belast tegen een belastingtarief van 32%. In 2024 stijgt het belastingtarief naar 34%. Daarnaast wordt het heffingsvrije vermogen niet geïndexeerd en blijft € 57.000.

Defiscaliseren onderlinge vorderingen en schulden

Onder het ‘oude’ systeem werden schuldvorderingen tussen fiscaal partners per saldo niet belast, omdat de schuld direct tegen de vordering wegviel. Onder de nieuwe systematiek gelden verschillende veronderstelde rendementen voor vorderingen en schulden. Fiscaal partners en belastingplichtigen met minderjarige kinderen kunnen hierdoor geconfronteerd worden met het probleem dat een onderlinge schuld en de bijbehorende vordering per saldo wél belast is.
Dit is voor de wetgever een onwenselijke uitkomst en daarom is nu voorgesteld om met terugwerkende kracht naar 1 januari 2023 onderlinge schulden en vorderingen niet langer mee te nemen in de grondslag van box 3. De onderlinge schulden en vorderingen tussen fiscaal partners hoeven dan niet meer in de aangifte te worden vermeld. Hetzelfde geldt voor een vordering van een minderjarig kind op de ouder als het vermogen aan de ouder wordt toegerekend. Het is nog onduidelijk of de vordering van de ouder op een minderjarig kind ook gedefiscaliseerd wordt.

Aandelen in de VvE scharen onder Banktegoeden

Met de invoering van het forfaitaire systeem zijn drie categorieën ingevoerd, waarin vermogen kan vallen: Banktegoeden, Overige Bezittingen of Schulden. Aangezien het veronderstelde rendement per categorie verschilt (2023: Banktegoeden 0,36% versus Overige Bezittingen 6,17%), is er discussie ontstaan over indirecte banktegoeden op de derdengeldrekening van de notaris of gerechtsdeurwaarder en het aandeel in een reservefonds van een Vereniging van Eigenaren (VVE).

In het Belastingplan 2024 is daarom opgenomen dat deze bezittingen met terugwerkende kracht naar 1 januari 2023 vallen onder de categorie ‘Banktegoeden’.

Baker Tilly Prinsjesdag 2023 flat

Toekomstig stelsel box 3

Het kabinet werkt toe naar een systeem waarin het werkelijke rendement op vermogen wordt belast. Na enkele malen uitstel is 2027 inmiddels het streefjaar voor invoering van de nieuwe wetgeving. Op 8 september jl. is een wetsvoorstel ter consultatie aangeboden, zodat het nieuwe kabinet hier later verder mee aan de slag kan.

Het belangrijkste onderdeel van dit voorstel is dat het kabinet belasting wenst te gaan heffen op basis van het werkelijk rendement, oftewel de daadwerkelijke inkomsten (huur, dividend, et cetera) onder aftrek van de kosten.

Daarnaast wordt voorgesteld om jaarlijks de waardestijging (of – daling) in de belastingheffing te betrekken. Uitgezonderd hiervan zijn onroerende zaken, aandelen in familiebedrijven en investeringen in start-ups en scale-ups: deze worden pas belast bij het daadwerkelijk realiseren van het rendement.

De voorgestelde plannen kunnen leiden tot een toegenomen administratieve last voor met name belastingplichtigen met vastgoed in privé. Voor de eerste vakantiewoning in eigen gebruik wordt daarom voorgesteld om – onder voorwaarden – met een forfaitair inkomen te rekenen om zo de administratieve last te beperken.

Toekomstig stelsel Box 3

Aangezien het ook denkbaar is dat er sprake is van een verlies in box 3, is ook een vorm van verliesverrekening voorgesteld: onbeperkt verliesverrekening naar toekomstige jaren en één jaar terug. Bovendien wordt overwogen om een verliesdrempel in te voeren, zodat kleine verliezen niet verrekenbaar zullen worden.

Het zal aan het nieuwe kabinet zijn om verdere invulling te geven aan deze voorstellen. Tot de invoering van het nieuwe systeem blijft de forfaitaire spaarvariant als overbruggingswetgeving van toepassing. Dit systeem wordt steeds verder verfijnd. Het kabinet overweegt bijvoorbeeld de categorie ‘Overige Bezittingen’ op te splitsen in meerdere categorieën, met elk een eigen forfaitair rendement. Op die manier moet beter worden aangesloten bij het werkelijk gemaakte rendement van de belastingplichtige. Deze verfijningen brengen met zich mee dat er in principe minder belasting wordt geheven in box 3. Het kabinet wil het wegvallen van deze inkomsten compenseren met een tariefsverhoging in box 3 (in 2024 al naar 34% in plaats van de eerder voorgestelde 33%) en het niet indexeren van het heffingvrije vermogen (in 2024 blijft het heffingvrije vermogen € 57.000).

Baker Tilly Prinsjesdag 2023 koppel ontvangt sleutel

Afschaffing schenkingsvrijstelling eigen woning

Per 1 januari 2024 wordt de verruimde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning geheel afgeschaft. In aanloop daar naar toe was deze vrijstelling van ruim € 100.000, ook wel bekend als de ‘jubelton’, per 1 januari 2023 al verlaagd tot € 28.847. Dit bedrag is gelijk aan het bedrag van de eenmalig verhoogde vrijstelling voor de schenking ter vrije besteding (in de relatie ouder/kind).

Tariefswijziging
vennootschapsbelasting

In het Belastingplan 2024 is geen wijziging voorgesteld van de vennootschapsbelastingtarieven.
De vennootschapsbelasting kent twee schijven met elk een eigen belastingtarief. Op dit moment (2023) zijn de vennootschapsbelastingtarieven als volgt:

– 19% over de winst tot € 200.000;
– 25,8% over het meerdere.

Het is mogelijk dat tijdens de parlementaire behandeling alsnog wijzigingen worden voorgesteld.

Tariefswijziging vennootschapsbelasting

In het Belastingplan 2024 is geen wijziging voorgesteld van de vennootschapsbelastingtarieven.
De vennootschapsbelasting kent twee schijven met elk een eigen belastingtarief. Op dit moment (2023) zijn de vennootschapsbelastingtarieven als volgt:

– 19% over de winst tot € 200.000;
– 25,8% over het meerdere.

Het is mogelijk dat tijdens de parlementaire behandeling alsnog wijzigingen worden voorgesteld.

Diverse wijzigingen voor ondernemers

In het Belastingplan 2024 is een aantal kleine wijzigingen voorgesteld met betrekking tot bepaalde tarieven en percentages:

– De MKB-winstvrijstelling voor IB-ondernemers wordt verlaagd van 14% naar 12,7%;
– Voor IB-ondernemers wordt de afschrijving op vastgoed in eigen gebruik beperkt door de bodemwaarde gelijk te stellen aan 100% van de WOZ-waarde (was: 50%)
– De energieinvesteringsaftrek (EIA) wordt verlaagd van 45,5% naar 40%

Wet minimumbelasting 2024: Pillar 2

De Wet minimumbelasting 2024 (Pillar 2) treedt naar verwachting vanaf 31 december 2023 in werking. Deze wet is van groot belang voor entiteiten (inclusief vaste inrichtingen) die onderdeel zijn van een internationale groep, waarvan de geconsolideerde omzet meer dan EUR 750 miljoen bedraagt.

Pillar 2 heeft als doel ervoor te zorgen dat de effectieve belastingdruk in iedere staat waar de groep gevestigd is, minimaal 15% bedraagt. Pillar 2 wordt in de hele EU en in diverse landen buiten de EU ingevoerd.

Wet minimumbelasting 2024: Pillar 2

Als in een staat te weinig belasting wordt geheven, vindt bijheffing plaats in de staat waar de uiteindelijke moedermaatschappij is gevestigd. Mocht die staat geen Pillar 2-wetgeving kennen, dan moeten de staten die Pillar 2 wél hebben ingevoerd en waar die internationale groep ook is gevestigd, gaan bijheffen. Hiermee kan vrijwel niet worden ontkomen aan deze belasting.

In de Nederlandse wet is opgenomen dat bij een te lage effectieve belastingdruk in Nederland bijheffing plaatsvindt in Nederland. Dit zorgt ervoor dat andere landen niet gaan heffen over Nederlandse winsten.

Wet minimumbelasting 2024: Pillar 2

Voorstel EU vermindering en teruggaaf bronbelasting op dividend en rente

Op 19 juni 2023 heeft de EU een voorstel gepubliceerd, dat de vermindering en teruggaaf van bronbelasting op dividend en rente moet vergemakkelijken.
Door de toepassing van belastingverdragen mogen landen waar vennootschappen, die dividend aan aandeelhouders of rente aan crediteuren in andere landen betalen, gevestigd zijn, soms minder belasting inhouden dan zij willen volgens lokaal recht. Momenteel kunnen procedures voor het toepassen van een lager tarief, of het terugvragen van te veel ingehouden belasting, complex zijn en lang duren.
Op basis van het voorstel mogen lidstaten kiezen of zij direct een lager tarief op bronbelasting toepassen, een versnelde teruggaafprocedure invoeren, of een combinatie daarvan.
Dit voorstel is nog niet door de EU goedgekeurd en zal na goedkeuring nog door de individuele lidstaten moeten worden geïmplementeerd.

Voorstel EU vermindering en teruggaaf bronbelasting op dividend en rente

Op 19 juni 2023 heeft de EU een voorstel gepubliceerd, dat de vermindering en teruggaaf van bronbelasting op dividend en rente moet vergemakkelijken.

Door de toepassing van belastingverdragen mogen landen waar vennootschappen, die dividend aan aandeelhouders of rente aan crediteuren in andere landen betalen, gevestigd zijn, soms minder belasting inhouden dan zij willen volgens lokaal recht. Momenteel kunnen procedures voor het toepassen van een lager tarief, of het terugvragen van te veel ingehouden belasting, complex zijn en lang duren.

Op basis van het voorstel mogen lidstaten kiezen of zij direct een lager tarief op bronbelasting toepassen, een versnelde teruggaafprocedure invoeren, of een combinatie daarvan.
Dit voorstel is nog niet door de EU goedgekeurd en zal na goedkeuring nog door de individuele lidstaten moeten worden geïmplementeerd.

Maatregelen tegen dividendstripping

Het ontgaan van dividendbelasting via dividendstripping is niet toegestaan, maar is tegelijkertijd moeilijk te herkennen door de Belastingdienst. In de Wet op de dividendbelasting (Wet DB), de Wet op de vennootschapsbelasting (Wet VPB) en de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB) zijn daarom maatregelen voorgesteld om dividendstripping eenvoudiger te signaleren door de bewijslastverdeling aan te passen. Momenteel is het aan de inspecteur om aan te tonen dat de ontvanger van de dividenden (de opbrengstgerechtigde) niet de uiteindelijke gerechtigde is. Deze bewijslast wordt door de voorgestelde wetswijziging omgekeerd: de belastingplichtige die een beroep wil doen op een verrekening van de voorheffing in de VPB of IB, zal aannemelijk moeten maken dat hij/zij de uiteindelijke gerechtigde is tot het dividend.

Maatregelen tegen dividendstripping

Voor de VPB/IB is een doelmatigheidsmarge opgenomen.  Als het bedrag aan dividendbelasting minder dan € 1.000 bedraagt, hoeft de belastingplichtige niet aannemelijk te maken dat hij/zij de uiteindelijk gerechtigde is. De doelmatigheidsmarge geldt ook voor (buitenlandse) partijen die om teruggaaf verzoeken van dividendbelasting op grond van de Wet DB.
Om gebruik te maken van de inhoudingsvrijstelling in de Wet DB moet de opbrengstgerechtigde van de dividenden vanaf 2024 aannemelijk maken dat hij/zij ook de uiteindelijke gerechtigde is. Hierbij geldt geen doelmatigheidsmarge.

Conditionele bronbelasting op dividenden

Nederland heft vanaf 1 januari 2024 een bronbelasting op dividenduitkeringen door een Nederlandse vennootschap aan een vennootschap in aangewezen laagbelastende jurisdicties of landen die voorkomen op de EU-lijst van non-coöperatieve jurisdicties. Deze bronbelasting geldt al voor rente- en royaltybetalingen binnen een concern.
Deze bronbelasting op dividenduitkeringen zal ook spelen in bepaalde gevallen waarin niet de directe, maar een indirecte aandeelhouder in een aangewezen jurisdictie is gevestigd.

Het tarief van de bronbelasting is het hoogste tarief van de vennootschapsbelasting (2023: 25,8%). Nederland kent al geruime tijd een dividendbelasting van 15% en deze bronbelasting is daar een aanvulling op. Als er bij een dividenduitkering zowel dividendbelasting als bronbelasting verschuldigd is, wordt de dividendbelasting met de bronbelasting verrekend, zodat in totaal het tarief van de bronbelasting is betaald.

Aanpassing fiscale kwalificatie rechtsvormen

Deze maatregel past de kwalificatie van de commanditaire vennootschap (CV), het fonds voor gemene rekening (FGR) en buitenlandse rechtsvormen per 1 januari 2025 aan.

De CV en FGR kunnen ‘open’ of ‘besloten’ zijn. De open CV en FGR worden voor de belastingheffing gezien als vennootschappen, vergelijkbaar met een bv of nv. De besloten CV en FGR worden voor de belastingheffing ‘genegeerd’. Dit is vergelijkbaar met de vennootschap onder firma of maatschap waarbij participanten rechtstreeks voor hun aandeel in het resultaat van de besloten CV of FGR worden belast.

Deze maatregel houdt in dat CV’s vanaf 1 januari 2025 enkel nog ‘besloten’ zijn en niet meer zelfstandig kwalificeren als vennootschap. FGR’s worden per 2025 enkel nog onder strikte voorwaarden als ‘open’ aangemerkt. De overgang van ‘open’ naar ‘besloten’ CV’s en FGR’s kan leiden tot belastingheffing (zowel inkomstenbelasting als vennootschapsbelasting).

Per 1 januari 2024 wordt overgangsrecht ingevoerd. Door het overgangsrecht wordt het mogelijk de structuur van een CV of FGR zonder heffing van inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting te wijzigen in een vennootschap. Kan hiervan geen gebruik worden gemaakt, dan wordt het onder voorwaarden mogelijk om de vennootschapsbelasting die door deze maatregel verschuldigd is, te betalen in 10 termijnen van een jaar.

Daarnaast biedt de maatregel onder voorwaarden ook de mogelijkheid om in 2024 belangen in CV’s of FGR’s, die uiterlijk op 19 september 2023 15:15 uur zijn opgericht, zonder overdrachtsbelasting in te brengen in een vennootschap.

Voorstel EU vermindering en teruggaaf bronbelasting op dividend en rente

De maatregel ziet ook op de fiscale kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen. Buitenlandse rechtsvormen die vergelijkbaar zijn met een Nederlandse rechtsvorm, volgen de Nederlandse kwalificatie. Bij buitenlandse rechtsvormen, die niet vergelijkbaar zijn met Nederlandse rechtsvormen en niet in Nederland gevestigd zijn, wordt altijd de kwalificatie van het buitenland gevolgd. En naar buitenlands recht opgerichte lichamen die in Nederland zijn gevestigd maar niet vergelijkbaar zijn met een Nederlandse rechtsvorm, worden altijd als vennootschap gezien.

Tot slot worden de voorwaarden voor de status van vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) en fiscale beleggingsinstelling (fbi) aangescherpt per 1 januari 2025. Onder deze status zijn vennootschappen vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Specifiek voor de fbi wordt een voorwaarde dat deze niet mag beleggen in Nederlands vastgoed. Overgangsrecht biedt de mogelijkheid om in 2024 vastgoed vanuit een fbi over te dragen zonder overdrachtsbelasting.

Baker Tilly Prinsjesdag 2023 Bos

EU-koolstofgrensheffing CBAM

Op 1 oktober 2023 treedt het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) in werking. CBAM voorziet in een heffing op CO2-intensieve goederen (onder meer kunstmest, aluminium, cement, elektriciteit) die van buiten de EU worden ingevoerd. Vanaf 1 oktober 2023 moeten importeurs van dergelijke goederen per kwartaal en uiterlijk binnen een maand na afloop van het kwartaal rapporteren hoeveel CO2 bij de productie van die goederen is uitgestoten. Tot en met 31 december 2025 geldt een transitiefase. Na die datum moeten importeurs van die goederen aan specifieke criteria voldoen en moeten voor de invoer van die goederen ook CBAM-CO2-certificaten worden aangekocht.

Excessief lenen bij eigen vennootschap

Sinds 1 januari 2023 geldt een nieuwe wet waardoor aanmerkelijkbelanghouders (met een belang van 5% of meer in een vennootschap) geacht worden een inkomen uit aanmerkelijk belang te genieten voor zover zij meer dan € 700.000 lenen bij hun eigen vennootschap. Leningen van de vennootschap aan bepaalde familieleden van de aanmerkelijkbelanghouder, waaronder ouders en kinderen, worden aangemerkt als lening van de vennootschap aan de aanmerkelijkbelanghouder zelf, voor zover die leningen meer dan € 700.000 bedragen.

De peildatum voor deze heffing is 31 december van elk jaar. De lening mag gedurende het jaar dus hoger zijn. Heeft u of een familielid een lening bij uw vennootschap van meer € 700.000? Dan is het voor u van belang dat u voor het einde van dit jaar nagaat wat de fiscale gevolgen voor u zijn en in hoeverre het verstandig is deze lening af te lossen.

Er is een reparatie aangekondigd die ziet op naar het buitenland geëmigreerde DGA’s. Bij emigratie van aanmerkelijk belanghouders legt de Belastingdienst een voorwaardelijke aanslag op, als ware de aandelen in de vennootschap verkocht. Die aanslag kan onder huidige wetgeving worden geïnd als de geëmigreerde DGA meer dan € 700.000 leent, waarbij leningen van eigen vennootschappen die in het buitenland gevestigd zijn ook meetellen. Vanaf 2024 tellen alleen nog leningen van Nederlandse vennootschappen waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden mee.

 

Vorig jaar is al bekendgemaakt dat de belastingheffing over inkomsten uit aanmerkelijk belang wijzigt. Lees hier meer over de nieuwe tarieven in box 2.

Excessief lenen bij eigen vennootschap

De eerste peildatum van de Wet excessief lenen nadert: wat betekent dit voor aanmerkelijkbelanghouders?

Giftenaftrek via de bv

Als particulier kunt u vanuit uw privévermogen giften aan goede doelen doen. In bepaalde gevallen is de gift aftrekbaar in de inkomstenbelasting. Hierbij moet u rekening houden met een aftrekdrempel. In het geval van een periodieke gift is overigens geen drempel van toepassing.
Als DGA kunt u er ook voor kiezen om een gift niet uit privé, maar vanuit de bv te doen. Een schenking vanuit de bv is momenteel aftrekbaar van de winst van de bv als de gift wordt gedaan aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI) of een steunstichting SBBI. Deze aftrek is gemaximeerd tot 50% van de winst met een maximum van € 100.000. In het Belastingplan 2024 is voorgesteld om de giftenaftrek in de bv met ingang van 2024 geheel te laten vervallen. Daartegenover staat dat een gift vanuit de bv niet zal leiden tot een veronderstelde winstuitdeling aan de aandeelhouder (die anders belast zou zijn met dividend- en inkomstenbelasting).

Giftenaftrek via de bv

Als particulier kunt u vanuit uw privévermogen giften aan goede doelen doen. In bepaalde gevallen is de gift aftrekbaar in de inkomstenbelasting. Hierbij moet u rekening houden met een aftrekdrempel. In het geval van een periodieke gift is overigens geen drempel van toepassing.

Als DGA kunt u er ook voor kiezen om een gift niet uit privé, maar vanuit de bv te doen. Een schenking vanuit de bv is momenteel aftrekbaar van de winst van de bv als de gift wordt gedaan aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI) of een steunstichting SBBI. Deze aftrek is gemaximeerd tot 50% van de winst met een maximum van € 100.000. In het Belastingplan 2024 is voorgesteld om de giftenaftrek in de bv met ingang van 2024 geheel te laten vervallen. Daartegenover staat dat een gift vanuit de bv niet zal leiden tot een veronderstelde winstuitdeling aan de aandeelhouder (die anders belast zou zijn met dividend- en inkomstenbelasting).

Wijzigingen bedrijfsopvolgingsregeling

Voor de inkomstenbelasting en de Successiewet (schenk- en erfbelasting) geldt bij overdracht van een onderneming onder voorwaarden een fiscaal gunstige regeling. Voor de inkomstenbelasting wordt de meerwaarde in een onderneming doorgeschoven. Dit noemen we de doorschuifregeling (DSR). De DSR kan spelen bij een overdracht van een eenmanszaak, VOF of maatschap. Verder kan de DSR ook spelen bij de overdracht van aandelen in een vennootschap door DGA’s met een aanmerkelijk belang (5% of meer van de aandelen). Dit noemen we de doorschuifregeling aanmerkelijk belang (DSR AB).

De Successiewet kent een voorwaardelijke vrijstelling en vermindert de waarde waarover schenk- of erfbelasting wordt betaald. Deze fiscale faciliteit is bekend als de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). De DSR en de BOR gelden in principe alleen voor ondernemingsvermogen.

De BOR en de DSR AB worden stapsgewijs gewijzigd per 2024 en 2025. Daarnaast zijn er verdere aanpassingen per 2026 aangekondigd.

Wijziging per 2024
Per 1 januari 2024 wordt verhuurd vastgoed aangemerkt als beleggingsvermogen. Aangezien de DSR en de BOR in principe alleen zien op ondernemingsvermogen, zijn de faciliteiten niet meer van toepassing op verhuurd vastgoed. Vastgoed, voor zover dat wordt gebruikt voor de eigen bedrijfsuitoefening (binnen het eigen concern), valt niet onder deze maatregel. Ook kortdurende verhuur in de dienstensector, zoals de verhuur van hotelkamers en sportbanen, wordt niet geraakt door deze wijziging.

Baker Tilly

De BOR en de DSR AB worden stapsgewijs gewijzigd per 2024 en 2025. Daarnaast zijn er verdere aanpassingen per 2026 aangekondigd.

Wijzigingen per 2025
Per 1 januari 2025 worden de volgende wijzigingen doorgevoerd:
• Verhoging van de 100%-vrijstelling voor de BOR voor een onderneming tot een waarde van € 1,5 miljoen. Voor zover de onderneming meer waard is, wordt 70% vrijgesteld (momenteel geldt nog een vrijstelling van 100% tot een waarde van € 1.205.871 en 83% van het meerdere);
• Tot en met 2024 kan een klein deel van het beleggingsvermogen, namelijk tot een bedrag van 5% van het ondernemingsvermogen, kwalificeren voor de DSR AB en de BOR. Vanaf 2025 is dat niet meer mogelijk;
• Keuzevermogen (vermogen dat zowel zakelijk als privé wordt gebruikt) wordt slechts aangemerkt als ondernemingsvermogen voor zover het in de onderneming wordt gebruikt. Deze maatregel geldt alleen als de waarde van het vermogensbestanddeel minimaal € 100.000 is en bij een gebruik voor andere dan ondernemingsdoelen van meer dan 10%. Momenteel kan nog 100% van het keuzevermogen in aanmerking komen voor de DSR AB en BOR. Deze aanpassing gaat per 1 januari 2025 alleen voor de BOR gelden. Voor de DSR AB treedt deze maatregel later in werking;
• Voor de DSR AB is het niet langer vereist dat de verkrijger 3 jaar in dienst is bij de onderneming;
• Voorwaarde voor toepassing van de DSR AB en BOR in geval van schenking wordt dat de verkrijger ten minste 21 jaar is. In geval van overlijden geldt deze eis niet.

Aangekondigde wijzigingen per 2026
Waarschijnlijk worden de DSR en de BOR per 2026 (Belastingplan 2025) aangepast op de volgende punten:
• Bezits- en voortzettingseis (BOR): De bezitseis houdt in dat de onderneming (en de aandelen in geval van een vennootschap) bij overlijden ten minste 1 jaar en bij schenking ten minste 5 jaar moet worden gedreven / gehouden. De voortzettingseis houdt in dat de onderneming ten minste 5 jaar moet worden voortgezet;
• Uitsluiten niet-reguliere aandelen van BOR en DSR AB: Onder voorwaarden gelden aandelen ook als aanmerkelijk belang, en zijn de BOR en DSR AB van toepassing, indien de aandelen een belang kleiner dan 5% vertegenwoordigen. Deze aandelen worden vanaf 2026 uitgesloten voor de BOR en DSR AB;
• Aanpak ‘rollatorinvesteringen’: In sommige situaties kan vermogen in een onderneming worden gebracht en worden omgevormd op een manier die ervoor zorgt dat de BOR daarop van toepassing gaat zijn. Het kabinet wil dergelijke constructies, die vaak door vermogende ouderen worden toegepast, bestrijden;
• Aanpak dubbelBOR: Het is nu mogelijk dat een onderneming wordt geschonken met toepassing van de BOR, later wordt teruggekocht en na 5 jaar nogmaals wordt geschonken met de BOR. Het kabinet wil het meermaals gebruik maken van de BOR aanpakken.

De BOR en de DSR AB worden stapsgewijs gewijzigd per 2024 en 2025. Daarnaast zijn er verdere aanpassingen per 2026 aangekondigd.

Wijziging per 2024
Per 1 januari 2024 wordt verhuurd vastgoed aangemerkt als beleggingsvermogen, voor zover het voor meer dan 10% wordt verhuurd aan derden. Aangezien de DSR en de BOR in principe alleen zien op ondernemingsvermogen, zijn de faciliteiten niet meer van toepassing op aan derden verhuurd vastgoed. Ook vastgoed dat op het moment van overdracht gebruikt wordt voor de onderneming, maar bestemd is om te verhuren aan derden, wordt aangemerkt als beleggingsvermogen.

Vastgoed, dat wordt verhuurd aan vennootschappen waarin de schenker of erflater een aanmerkelijk belang heeft of aan een samenwerkingsverband waarin de eigenaar van het vastgoed als ondernemer participeert (zoals een VOF), valt niet onder deze maatregel. Ook kortdurende verhuur in de dienstensector, zoals de verhuur van hotelkamers en sportbanen, wordt niet geraakt door deze wijziging.
Tot slot worden schulden die verband houden met aan derden verhuurd vastgoed als beleggingsvermogen aangemerkt.

Wijzigingen per 2025
Per 1 januari 2025 worden de volgende wijzigingen doorgevoerd:

• Verhoging van de 100%-vrijstelling voor de BOR voor een onderneming tot een waarde van € 1,5 miljoen. Voor zover de onderneming meer waard is, wordt 70% vrijgesteld (momenteel geldt nog een vrijstelling van 100% tot een waarde van € 1.205.871 en 83% van het meerdere);
• Tot en met 2024 kan een klein deel van het beleggingsvermogen, namelijk tot een bedrag van 5% van het ondernemingsvermogen, kwalificeren voor de DSR AB en de BOR. Vanaf 2025 is dat niet meer mogelijk;
• Keuzevermogen (vermogen dat zowel zakelijk als privé wordt gebruikt) wordt slechts aangemerkt als ondernemingsvermogen voor zover het in de onderneming wordt gebruikt. Deze maatregel geldt alleen als de waarde van het vermogensbestanddeel minimaal € 100.000 is en bij een gebruik voor andere dan ondernemingsdoelen van meer dan 10%. Momenteel kan nog 100% van het keuzevermogen in aanmerking komen voor de DSR AB en BOR.
• Voor de DSR AB is het niet langer vereist dat de verkrijger 3 jaar in dienst is bij de onderneming;
• Voorwaarde voor toepassing van de DSR AB en BOR in geval van schenking wordt dat de verkrijger ten minste 21 jaar is. In geval van overlijden geldt deze eis niet.

Aangekondigde wijzigingen per 2026
Waarschijnlijk worden de DSR en de BOR per 2026 aangepast op de volgende punten:

• Bezits- en voortzettingseis (BOR): De bezitseis houdt in dat de onderneming (en de aandelen in geval van een vennootschap) bij overlijden ten minste 1 jaar en bij schenking ten minste 5 jaar moet worden gedreven / gehouden. De voortzettingseis houdt in dat de onderneming ten minste 5 jaar moet worden voortgezet;
• Uitsluiten niet-reguliere aandelen van BOR en DSR AB: Onder voorwaarden gelden aandelen ook als aanmerkelijk belang, en zijn de BOR en DSR AB van toepassing, indien de aandelen een belang kleiner dan 5% vertegenwoordigen. Deze aandelen worden vanaf 2026 uitgesloten voor de BOR en DSR AB;
• Aanpak ‘rollatorinvesteringen’: In sommige situaties kan vermogen in een onderneming worden gebracht en worden omgevormd op een manier die ervoor zorgt dat de BOR daarop van toepassing gaat zijn. Het kabinet wil dergelijke constructies, die vaak door vermogende ouderen worden toegepast, bestrijden;
• Aanpak dubbelBOR: Het is nu mogelijk dat een onderneming wordt geschonken met toepassing van de BOR, later wordt teruggekocht en na 5 jaar nogmaals wordt geschonken met de BOR. Het kabinet wil het meermaals gebruik maken van de BOR aanpakken.

Aanpassing samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting bij aandelentransacties

In de btw is het uitgangspunt dat er 21% btw verschuldigd is bij de levering van nieuwe onroerende zaken. Bij de verkrijging van oude onroerende zaken is in principe overdrachtsbelasting verschuldigd. De zogenoemde samenloopvrijstelling in de overdrachtsbelasting voorkomt in veel gevallen dat een vastgoedtransactie waarbij nieuwe onroerende zaken worden geleverd, leidt tot heffing van beide belastingen. Door nieuwe onroerende zaken in de vorm van een aandelentransactie over te dragen, kan momenteel bewerkstelligd worden dat er noch btw, noch overdrachtsbelasting verschuldigd is. Deze wijze van structureren wordt nu aangepakt door middel van een aanpassing in de samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting. Voorgesteld is om aandelentransacties vanaf 1 januari 2025 uit te sluiten van de samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting, indien het (nieuwe) onderliggend vastgoed op het moment van verkrijging en gedurende 2 jaar na de verkrijging niet voor ten minste 90% btw-belast wordt gebruikt. Er geldt op verzoek overgangsrecht voor transacties waarvoor vóór Prinsjesdag al een intentieovereenkomst was gesloten. Bovendien geldt aanvullend dat het verzoek vóór 1 april 2024 bij de Belastingdienst moet zijn ingediend op een door de Belastingdienst voorgeschreven wijze en de intentieovereenkomst, op het moment van sluiten hiervan, niet hoofdzakelijk tot doel heeft om in aanmerking te komen voor de samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting. De Belastingdienst beslist vervolgens bij een voor bezwaar vatbare beschikking of het overgangsrecht van toepassing is.

Aanpassing regels herziening verhuurd vastgoed

De btw op (verbouwings)kosten in het kader van de btw-vrijgestelde verhuur van vastgoed is niet aftrekbaar. Door vastgoed voor korte tijd btw-belast te verhuren – en later over te stappen op een btw-vrijgestelde verhuur – kan de btw op bijvoorbeeld verbouwingskosten onder de huidige wetgeving alsnog (gedeeltelijk) worden teruggevraagd. Momenteel wordt gekeken of er een btw-herzieningsmogelijkheid in de wet kan worden opgenomen met betrekking tot kostbare (verbouwings)diensten. Verdere details zijn nog niet bekendgemaakt.

Aanpassing van de splitsingsvrijstelling overdrachtsbelasting

De overdrachtsbelasting kent een vrijstelling in het kader van een juridische splitsing. De huidige wettelijke bepaling leent zich volgens het kabinet voor oneigenlijk gebruik, bijvoorbeeld bij een verkoop aan derden. Daarom is voorgesteld de huidige antimisbruiktoets aan te scherpen door deze meer in lijn te brengen met andere vrijstellingen in de overdrachtsbelasting. Zo moet worden voorkomen dat vastgoed, door middel van een juridisch afsplitsing, uiteindelijk zonder heffing van overdrachtsbelasting aan derden kan worden overgedragen.

Renteaftrekbeperking en verhuurd vastgoed

Rentelasten zijn niet altijd volledig aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting. De algemene renteaftrekbeperking bepaalt dat als de rentelasten van een vennootschap hoger zijn dan de rentebaten, het saldo aan rentelasten aftrekbaar is tot het hoogste van ofwel 20% van de fiscale EBITDA, ofwel € 1 miljoen.
Om meerdere malen gebruik te maken van de drempel van € 1 miljoen, kunnen bedrijven hun activiteiten opknippen over meerdere vennootschappen. In de Voorjaarsnota is aangekondigd dat de drempel van € 1 miljoen vanaf 1 januari 2025 niet geldt voor vennootschappen met aan derden verhuurd vastgoed.

Vennootschappen die vastgoed aan derde partijen verhuren kunnen daardoor enkel nog het saldo aan rentelasten aftrekken tot 20% van de fiscale EBITDA. Deze maatregel zal gevolgen hebben voor onder andere woningcorporaties en andere verhuurders van vastgoed. In het Belastingplan 2024 is hierover nog niets opgenomen, zodat een definitief besluit hierover bij het nieuwe kabinet komt te liggen.

Kleineondernemersregeling (KOR)

De kleineondernemersregeling (KOR) is een vrijstelling van btw voor ondernemers met een omzet van minder dan € 20.000 per jaar. Om gebruik te mogen maken van de KOR moet de ondernemer aan een aantal voorwaarden voldoen. Ondernemers die gebruikmaken van de KOR mogen geen btw in rekening brengen en hebben ook geen recht op aftrek van de aan hen in rekening gebrachte btw op kosten. Vanaf 1 januari 2025 wordt het voor in Nederland gevestigde kleine ondernemers mogelijk om de KOR (ook) in andere EU landen toe te passen. Hierdoor kunnen (mogelijk) btw-verplichtingen in andere EU landen worden voorkomen.

Wijzigingen in het vaste inrichting-besluit

De btw-behandeling van prestaties tussen een hoofdhuis en een btw-vaste inrichting (‘VI’) gaat wijzigen. Momenteel worden dergelijke prestaties in Nederland niet als btw-relevante leveringen of diensten beschouwd. Dit verandert per 1 januari 2024. Vanaf dan is bij een prestatie tussen het hoofdhuis en een VI voor de btw sprake van een relevante levering of dienst als het hoofdhuis en/of de VI in hun respectievelijke EU-land(en) van vestiging deel uitmaken van een fiscale eenheid voor de btw. Voor ondernemingen met één of meerdere btw-VI’s, waarvan het hoofdhuis en/of een VI deel uitmaakt van een fiscale eenheid btw, is het daarom van belang om tijdig de btw-behandeling van de onderlinge prestaties te beoordelen.

De vaste inrichting in de btw blijft in ontwikkeling.
Blijf op de hoogte en voorkom verrassingen.

Lees hier meer over de vaste inrichting in de btw.

Verruiming vrijstelling OV-abonnement en voordeelurenkaart

De kosten die werknemers maken voor een OV-abonnement of voordeelurenkaart mogen op dit moment onbelast worden vergoed of verstrekt voor het deel dat betrekking heeft op de zakelijke reizen. Daarnaast mag een werkgever een OV-abonnement of voordeelurenkaart ter beschikking stellen, waarbij eventueel privégebruik niet wordt belast als het OV-abonnement of de voordeelurenkaart ook zakelijk wordt gebruikt. In 2024 zullen beide regelingen worden vervangen door één nieuwe regeling, waardoor het niet uitmaakt op welke wijze de werkgever het OV-abonnement of de voordeelurenkaart aan de werknemer aanbiedt. Zowel bij ter beschikkingstellen als bij vergoeden of verstrekken is het OV-abonnement of de voordeelurenkaart belastingvrij mits (deels) sprake is van zakelijk gebruik (waaronder woon-werkverkeer).

Verruiming vrijstelling OV-abonnement en voordeelurenkaart

De kosten die werknemers maken voor een OV-abonnement of voordeelurenkaart mogen op dit moment onbelast worden vergoed of verstrekt voor het deel dat betrekking heeft op de zakelijke reizen. Daarnaast mag een werkgever een OV-abonnement of voordeelurenkaart ter beschikking stellen, waarbij eventueel privégebruik niet wordt belast als het OV-abonnement of de voordeelurenkaart ook zakelijk wordt gebruikt. In 2024 zullen beide regelingen worden vervangen door één nieuwe regeling, waardoor het niet uitmaakt op welke wijze de werkgever het OV-abonnement of de voordeelurenkaart aan de werknemer aanbiedt. Zowel bij ter beschikkingstellen als bij vergoeden of verstrekken is het OV-abonnement of de voordeelurenkaart belastingvrij mits (deels) sprake is van zakelijk gebruik (waaronder woon-werkverkeer).

Framework Agreement sociale zekerheid

Werknemers in grensstreken werken in toenemende mate vanuit huis. Dit heeft gevolgen voor hun sociale zekerheidspositie. Het kan namelijk leiden tot een wijziging van de toepasselijke socialezekerheidswetgeving, met onbedoelde en onwenselijke verplichtingen en gevolgen. Om aan deze problematiek tegemoet te komen is er per 1 juli 2023 een kaderovereenkomst in werking getreden, die ook door Nederland is ondertekend. Op basis van deze zogenoemde Framework Agreement kunnen werknemers onder voorwaarden tot 50% van de arbeidsduur in hun woonland werken, zonder dat dit leidt tot een wijziging van de toepasselijke socialezekerheidswetgeving. 

Framework Agreement sociale zekerheid

Deze werknemers kunnen dus sociaal verzekerd zijn/blijven in de lidstaat waarin de werkgever is gevestigd. Eén van de voorwaarden is wel dat zowel woonland als werkstaat de kaderovereenkomst ondertekend hebben. Inmiddels hebben onder andere België en Duitsland de kaderovereenkomst ook ondertekend.

Welke mogelijkheden biedt de kaderovereenkomst sociale zekerheid voor grensarbeiders en werkgevers?

Beëindiging tijdelijke verhoging vrije ruimte WKR

De tijdelijke verhoging van de vrije WKR-ruimte vervalt aan het einde van dit jaar. Dit betekent dat de eerste schijf van de vrije WKR-ruimte omlaag gaat van 3% naar 1,92% over de eerste € 400.000 van de loonsom. Boven de € 400.000 blijft het huidige percentage van 1,18% staan. Dit betekent minder vrije WKR-ruimte, waardoor er minder onbelast vergoed kan worden door werkgevers en de eindheffing van 80% eerder in zicht is.

Loonkostenvoordelen doelgroep ouderen per 2026 afgeschaft

Het loonkostenvoordeel (LKV) voor de doelgroep ouderen geeft werkgevers een voordeel wanneer zij een oudere werknemer (56 of ouder) in dienst nemen en deze werknemer voor indiensttreding een uitkering van het UWV heeft (of een vergelijkbare uitkering uit een ander EU-land). Eerder werd gesproken over een verlaging van het LKV. Van verlagen is geen sprake meer nu het LKV vanaf 2026 zal worden afgeschaft. De afschaffing komt voort uit het feit dat de regering moet bezuinigen en de doelmatigheid van het loonkostenvoordeel beperkt blijkt.

Baker Tilly Prinsjesdag 2023 Elektrische auto

Onbelaste reiskostenvergoeding verhoogd van 21 cent naar 23 cent per kilometer

Werknemers die met eigen vervoer naar het werk reizen, hebben door de gestegen brandstofprijzen hogere reiskosten. Afgelopen jaar is de onbelaste reiskostenvergoeding al verhoogd van € 0,19 naar € 0,21 per kilometer. Deze verhoging wordt in 2024 verder doorgezet tot een onbelaste reiskostenvergoeding van € 0,23 per kilometer. Als werkgevers een hogere reiskostenvergoeding uitkeren, is het meerdere belast bij de werknemer. Tenzij de werkgever de hogere reiskostenvergoeding heeft aangewezen als eindheffingsloon in de vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR). Let wel, dit betreft enkel de maximale onbelaste vergoeding. Of werkgevers verplicht zijn de daadwerkelijke vergoeding te verhogen, hangt af van de afspraken die voortvloeien uit onder andere de cao, het personeelshandboek of de arbeidsovereenkomst.

Vervallen modelovereenkomsten vrije vervanging

In het verlengde van het welbekende Deliveroo-arrest heeft de Belastingdienst aangegeven haar goedkeuring voor het gebruik van de modelovereenkomst, die gebaseerd is op vrije vervanging, per 1 januari 2024 in te gaan trekken. Vanaf dat moment kan geen zekerheid meer worden verkregen over de onderliggende arbeidsrelatie bij het gebruik hiervan. Het is dan ook van belang om arbeidsrelaties, die (mede) gebaseerd zijn op vrije vervanging, vóór 1 januari 2024 opnieuw te beoordelen en waar nodig aanpassingen door te voeren.

Aftopping 30%-regeling tot maximaal de WNT-norm

Werknemers die door een werkgever vanuit een ander land worden aangeworven om in Nederland te werken, betalen over maximaal 30% van hun loon geen belasting mits ze aan een aantal voorwaarden voldoen. Toepassing van de zogenoemde 30%-regeling wordt vanaf 2024 beperkt tot het WNT-maximum (2023: € 223.000). De onbelaste vergoeding kan vanaf 1 januari 2024 dus niet voor het inkomen hierboven gelden. Dit kan flinke gevolgen hebben voor werknemers met een inkomen boven de WNT-norm. Er geldt daarom een overgangsregeling voor werknemers die de regeling in het laatste loontijdvak van 2022 hebben gebruikt. De aftoppingsregel zal voor hen gelden vanaf 1 januari 2026. Let op: Deze aftopping is niet van toepassing op uitgezonden werknemers, alleen op inkomende werknemers.

Uitzondering WW-premie voltijdcontracten

Momenteel betalen werkgevers de hoge WW-premie als blijkt dat een werknemer méér dan 30% heeft overgewerkt ten opzichte van de contracturen op jaarbasis. Er geldt een uitzondering op deze regel voor werknemers die een contract hebben van meer dan 35 uren per week. Deze grens wordt in 2025 verlaagd naar 30 uren per week.

Aanpassing lucratiefbelangregeling

De lucratiefbelangregeling wordt met terugwerkende kracht tot 26 juni 2023 gewijzigd. Deze regeling kan van belang zijn bij managementparticipaties en werknemersparticipaties. Bij de belangrijkste vorm van lucratief belang heeft een natuurlijk persoon (al dan niet middellijk) aandelen in een vennootschap in bezit, die voldoen aan twee voorwaarden:

1. De aandelen worden mede beoogd een beloning te zijn voor de werkzaamheden die de persoon voor deze vennootschap verricht, en
2. er is sprake van een ‘hefboom’.

Of een hefboom aanwezig is, wordt beoordeeld aan de hand van een civielrechtelijke en een economische toets. Bij de civielrechtelijke toets wordt de totale nominale waarde van de aandelen van de achtergestelde soort (vaak de gewone aandelen) vergeleken met de totale nominale waarde van het aandelenkapitaal. Er is sprake van een hefboom als deze verhouding minder dan 10% bedraagt.

Wijzigingen in het vaste inrichting-besluit

Bij de economische toets wordt beoordeeld of de feiten en omstandigheden zodanig zijn dat economisch gezien sprake is van een hefboom. De Hoge Raad heeft eerder dit jaar in een arrest geoordeeld dat aandeelhoudersleningen alleen worden meegenomen bij deze economische toets indien zij als informeel kapitaal moeten worden gekwalificeerd. In het Belastingplan is een wetswijziging voorgesteld waardoor aandeelhoudersleningen (in afwijking van het arrest) wél moeten worden meegenomen bij zowel de civielrechtelijke als de economische toets, ook als zij fiscaal niet als informeel kapitaal kwalificeren. Voor de civielrechtelijke toets wordt de aandeelhouderslening als een afzonderlijke aandelensoort aangemerkt.

Baker Tilly

Een ondernemende, verbindende en scherpzinnige organisatie met kwaliteit als belangrijkste fundament van onze dienstverlening. Dát is Baker Tilly. We zijn één van de top tien accountancy- en belastingadvieskantoren van Nederland en hebben 12 vestigingen verspreid over het land. Op elke vestiging zitten betrokken specialisten die u graag persoonlijk adviseren. Wij kennen het ondernemerslandschap in uw regio en weten wat er speelt. We voeren jaarrekeningcontroles uit en geven btw- en belastingadvies. Ook begeleiden we klanten bij bijvoorbeeld bedrijfsstrategieën en -overnames en het optimaliseren van HR-processen.

Baker Tilly

Dit doen we voor mkb-bedrijven en grote ondernemingen, non-profitinstellingen en organisaties in de publieke sector. Daarnaast staan wij onze klanten uiteraard ook bij op het persoonlijke vlak, bijvoorbeeld op het gebied van inkomstenbelasting en estate planning. Met onze multidisciplinaire kennis, ons diepgaande klantinzicht en ons full service aanbod kunnen we een advies geven dat echt impact heeft. Als onafhankelijk lid van het wereldwijde Baker Tilly International netwerk hebben wij bovendien korte lijntjes met vertrouwde experts over de hele wereld. Ook voor advisering over uw internationale ambities en ondersteuning bij internationale compliance kunt u daarom op ons rekenen.

Wilt u persoonlijk advies of kennismaken met een belastingadviseur of accountant in uw regio? Neem contact met ons op!

Meer weten?

Dit overzicht bevat een samenvatting van enkele belangrijke punten uit het Belastingplan 2024 en een aantal eerder gepresenteerde en/of goedgekeurde maatregelen. Wij begrijpen dat u meer wilt weten over de gevolgen van de wetswijzigingen. Onze belastingadviseurs bespreken graag met u wat de consequenties van deze maatregelen kunnen zijn voor uw (persoonlijke) situatie.

De voorstellen waarmee nog niet is ingestemd, zullen de komende weken door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer worden besproken. Uiteraard volgen we dit op de voet. Op onze Prinsjesdag-overzichtspagina publiceren wij regelmatig updates en verdiepende artikelen. Wilt u op de hoogte blijven van de voortgang van de plannen die tijdens Prinsjesdag werden gepresenteerd? En ook van andere ontwikkelingen op fiscaal gebied? Schrijf u hier in voor onze nieuwsbrief.

Disclaimer

Dit overzicht is met de grootst mogelijke zorg samengesteld op basis van de op 19 september 2023 (Prinsjesdag) gepubliceerde wetsvoorstellen. Dit overzicht is bedoeld als algemene informatie en niet als specifiek advies of volledig overzicht van alle wijzigingen. Een aantal maatregelen en voorstellen is niet in dit overzicht opgenomen. Let op: voor de meeste maatregelen geldt dat zij nog niet definitief zijn. Het is mogelijk dat er gedurende het wetgevingsproces nog wijzigingen plaatsvinden. Overleg met uw adviseur welke gevolgen de voorgestelde wijzigingen voor uw situatie hebben.