Baker Tilly
Prinsjesdag
2024

Voorwoord

Op de derde dinsdag van september deelt het kabinet de langverwachte begroting en de nieuwe belastingplannen. Een deel van deze Prinsjesdagvoorstellen was al eerder aangekondigd, bijvoorbeeld in de Voorjaarsnota. En traditiegetrouw is een aantal maatregelen al vóór Prinsjesdag uitgelekt. Nu het Belastingplan 2025 officieel is gepresenteerd, duiken onze experts voor u de stukken in.

In onze Prinsjesdag Special zetten wij de belangrijkste wijzigingen en plannen voor u op een rij. De meeste onderwerpen die wij hier bespreken, moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden besproken en goedgekeurd. Mogelijk volgen nog wijzigingen aan de hand van amendementen of initiatiefwetsvoorstellen. Bovendien wordt een aantal onderwerpen binnenkort uitgewerkt in een zogenoemde ‘nota van wijziging’. Het is dus mogelijk dat bepaalde maatregelen uiteindelijk niet, of in gewijzigde vorm, worden aangenomen. Ook benoemen we een aantal belangrijke maatregelen waar al eerder instemming over is bereikt of die al zijn goedgekeurd, maar die mogelijk op korte termijn toch uw aandacht vereisen.

Voorwoord

Op de derde dinsdag van september deelt het kabinet de langverwachte begroting en de nieuwe belastingplannen. Een deel van deze Prinsjesdagvoorstellen was al eerder aangekondigd, bijvoorbeeld in de Voorjaarsnota. En traditiegetrouw is een aantal maatregelen al vóór Prinsjesdag uitgelekt. Nu het Belastingplan 2025 officieel is gepresenteerd, duiken onze experts voor u de stukken in.

In onze Prinsjesdag Special zetten wij de belangrijkste wijzigingen en plannen voor u op een rij. De meeste onderwerpen die wij hier bespreken, moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden besproken en goedgekeurd. Mogelijk volgen nog wijzigingen aan de hand van amendementen of initiatiefwetsvoorstellen. Bovendien wordt een aantal onderwerpen binnenkort uitgewerkt in een zogenoemde ‘nota van wijziging’. Het is dus mogelijk dat bepaalde maatregelen uiteindelijk niet, of in gewijzigde vorm, worden aangenomen. Ook benoemen we een aantal belangrijke maatregelen waar al eerder instemming over is bereikt of die al zijn goedgekeurd, maar die mogelijk op korte termijn toch uw aandacht vereisen.

Maatregelen voor iedereen

Schijven en tarieven box 1

De schijven en belastingpercentages in box 1 (inkomen uit werk en woning) van de inkomstenbelasting wijzigen. Waar de eerste en tweede schijf in 2024 nog een gelijk (gecombineerd) tarief kenden, wordt nu een klein verschil geïntroduceerd. De eerste schijf krijgt een iets lager tarief. In het overzicht hiernaast ziet u het gecombineerde tarief en de schijfgrenzen in box 1 voor belastingjaar 2024, en de voorgestelde tarieven en schijfgrenzen voor 2025.

BT_tabel

Let op: voor AOW-gerechtigden gelden andere tarieven.

BT_tabel

Let op: voor AOW-gerechtigden gelden andere tarieven.

Schijven en tarieven box 1

De schijven en belastingpercentages in box 1 (inkomen uit werk en woning) van de inkomstenbelasting wijzigen. Waar de eerste en tweede schijf in 2024 nog een gelijk (gecombineerd) tarief kenden, wordt nu een klein verschil geïntroduceerd. De eerste schijf krijgt een iets lager tarief. In het overzicht hiernaast ziet u het gecombineerde tarief en de schijfgrenzen in box 1 voor belastingjaar 2024, en de voorgestelde tarieven en schijfgrenzen voor 2025.

Verlaging box 2-tarief

Het inkomen uit een aanmerkelijk belang wordt in box 2 belast. Denk hierbij aan dividend, verkoopopbrengst van aandelen of fictieve voordelen bij bepaalde excessieve leningen.

Fiscaal partners mogen box 2-inkomen in de aangifte inkomstenbelasting verdelen naar eigen inzicht. Inkomen tot en met € 67.000 is belast tegen een box 2-tarief van 24,5%, daarboven geldt sinds dit jaar een tarief van 33%. Het kabinet stelt voor het hoge tarief per 1 januari 2025 te verlagen naar 31%.

Pensioen ineens

Vanaf 1 juli 2025 (op zijn vroegst) kunnen medewerkers op het moment van hun pensionering kiezen om maximaal 10% van hun ouderdomspensioen in één keer te ontvangen, een zogenaamd ‘bedrag ineens’. Dit bedrag mag naar eigen wens besteed worden, maar de pensioenuitkering wordt daardoor wel lager. Hoe hoger het bedrag ineens, hoe lager de toekomstige pensioenuitkering. Deze keuze maakt de medewerker kort voordat hij met pensioen gaat, ongeacht of hij eerder of later met pensioen gaat dan de oorspronkelijke pensioenleeftijd.

Het bedrag ineens geldt alleen voor het ouderdomspensioen, niet voor het partnerpensioen, en de keuze kan slechts één keer per pensioenuitkering worden gemaakt.

Let op: als u kiest voor uitkering van een pensioenbedrag ineens, zorg dan dat u zich bewust bent van de gevolgen op het vlak van bijvoorbeeld de belastingheffing, toeslagen en de hoogte van uw verdere pensioenuitkeringen.

Ondernemer & DGA

Minder verlaging mkb-winstvrijstelling

In het Belastingplan 2024 was de mkb-winstvrijstelling verlaagd van 14% naar 13,31%. De mkb-winstvrijstelling zou met ingang van 1 januari 2025 verder verlaagd worden naar 12,03%. Deze aangekondigde verlaging van de mkb-winstvrijstelling per 1 januari 2025 wordt in het Belastingplan nu beperkt tot 12,7%.

Let op: de eerder aangekondigde verlaging van de zelfstandigenaftrek per 1 januari 2025 naar € 2.470 (was € 3.750) gaat wel door.

Baker Tilly Prinsjesdag 2023 flat

Earningsstrippingmaatregel:
van 20% naar 25%

In de vennootschapsbelasting geldt een algemene renteaftrekbeperking, de zogenoemde earningsstrippingmaatregel. Het saldo aan rentelasten is aftrekbaar tot ofwel 20% van de fiscale EBITDA, ofwel € 1 miljoen.

Het percentage van de maximale renteaftrek wordt verhoogd van 20% naar 25% van de fiscale EBITDA. Hierdoor ontstaat er dus meer ruimte om rente in aftrek te brengen onder deze maatregel. Het kabinet zegt hiermee meer in lijn met Europese gemiddelden te gaan handelen.

Let op: het drempelbedrag van € 1 miljoen wordt vanaf 2025 buiten toepassing gelaten voor vennootschappen met aan derden verhuurd vastgoed.

Versoepeling verliesverrekening
bij toepassing kwijtscheldingswinstvrijstelling

Als een vordering op een verlieslijdende onderneming wordt kwijtgescholden, kan er door het wegvallen van de schuld een winst ontstaan. Deze kwijtscheldingswinst is in principe vrijgesteld van belastingheffing, maar in de praktijk blijkt dat de kwijtschelding in verliessituaties toch nog tot heffing van vennootschapsbelasting kan leiden door regels over de beperking van verliesverrekening. Om dit onbedoelde gevolg te voorkomen, is nu voorgesteld om de kwijtscheldingswinstvrijstelling aan te passen.

Naast versoepelingen bevat het Belastingplan 2025 ook reparatiewetgeving met betrekking tot de verliesverrekening. Dit om de onwenselijke situatie te voorkomen dat liquidatieverliezen door het gebruik van een tussenhoudster toch bij de achterliggende moedermaatschappij in aftrek komen.

Terugdraaien afschaffing inkoopfaciliteit dividendbelasting

Vorig jaar, in het Belastingplan 2024, is aangekondigd dat de inkoopfaciliteit bij de inkoop van eigen aandelen door beursvennootschappen zou vervallen. Deze wijziging zou om verschillende redenen leiden tot een praktisch lastig uit te voeren maatregel. Daarom is het kabinet nu van plan de voorgenomen afschaffing terug te draaien. Hiermee zijn beursvennootschappen nog steeds in staat om aandelen in te kopen, zonder dat dit leidt tot heffing van dividendbelasting. Het grote voordeel hiervan is dat deze beursvennootschappen niet geconfronteerd worden met niet-verhaalbare dividendbelasting.

Nieuw groepsbegrip Wet bronbelasting 2021

In 2021 heeft Nederland een bronbelasting op rente- en royaltybetalingen ingevoerd. Vanaf 1 januari 2024 kan deze bronbelasting ook van toepassing zijn op dividenduitkeringen. Er wordt ook wel gesproken van conditionele bronheffingen, omdat deze bronheffingen niet in elke situatie van toepassing zijn. Een van de vereisten voor deze heffing is dat er sprake moet zijn van gelieerdheid tussen de entiteiten. Dat is het geval bij een zogenoemd kwalificerend belang, maar ook een zogenoemde samenwerkende groep kan leiden tot gelieerdheid. Dit laatste begrip was echter niet gedefinieerd en heeft tot veel onduidelijkheid geleid. Daarom is er een nieuw vervangend begrip met een (eigen) definitie in de Wet Bronbelastingen 2021 opgenomen: de kwalificerende eenheid. Er is sprake van een kwalificerende eenheid wanneer lichamen gezamenlijk handelen met als (een van de) hoofddoelen heffing van belasting bij een van de lichamen te ontgaan.

Wijzigingen vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI)

Een naamloze vennootschap (NV) of fonds voor gemene rekening (FGR) kan tot en met 2024 onder voorwaarden worden aangemerkt als vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI). Met deze VBI-status is het mogelijk om beleggingen vrijgesteld van vennootschapsbelasting aan te houden in een vennootschap. Onder andere familiefondsen maakten veel gebruik van de VBI-status.

Vanaf 1 januari 2025 kunnen alleen beleggingsinstellingen in de zin van de Wet financieel toezicht (gereglementeerde fondsen) in aanmerking komen voor de VBI-status. Andere vennootschappen, waaronder familiefondsen, verliezen per 1 januari 2025 de VBI-status. Vanaf 1 januari 2025 worden familiefondsen in de vorm van NV’s dus regulier belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Voor familiefondsen met de FGR als rechtsvorm verdwijnt de belastingplicht voor de vennootschapsbelasting volledig.

Let op: als een NV of FGR gedurende het jaar niet langer aan de voorwaarden voldoet, verliest deze de VBI-status met terugwerkende kracht vanaf het begin van het jaar. Het hangt van de (verwachte) resultaten af of dit fiscaal gunstig is.

Fiscale behandeling fonds voor gemene rekening (FGR)
en commanditaire vennootschap (CV)

De fiscale kwalificatie van de commanditaire vennootschap (CV), het fonds voor gemene rekening (FGR) en van bepaalde buitenlandse rechtsvormen gaat veranderen. Deze wijzigingen komen voort uit het Belastingplan 2024 en gelden vanaf 1 januari 2025.
De CV en FGR kunnen ‘open’ of ‘besloten’ zijn. De open CV en FGR worden voor de belastingheffing gezien als vennootschappen, vergelijkbaar met een bv of nv. De besloten CV en FGR worden voor de belastingheffing ‘genegeerd’. Dit laatste is vergelijkbaar met de vennootschap onder firma of maatschap waarbij participanten rechtstreeks voor hun aandeel in het resultaat van de besloten CV of FGR worden belast.

Vanaf 1 januari 2025 kunnen CV’s alleen nog besloten zijn en kwalificeren zij niet meer als zelfstandig belastingplichtig. FGR’s worden per 2025 slechts onder strikte voorwaarden als open aangemerkt, namelijk als zij kwalificeren als beleggingsinstelling in de zin van de Wet financieel toezicht. De overgang van open naar besloten CV’s en FGR’s kan leiden tot belastingheffing (zowel inkomstenbelasting als vennootschapsbelasting).

Let op: door overgangsrecht is het mogelijk om in 2024 de structuur van een CV of FGR zonder heffing van inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting te wijzigen in een vennootschap. Overleg met uw adviseur of dit voor uw specifieke situatie geldt en wenselijk is.

Wijzigingen bedrijfsopvolgingsregeling

In 2023 is een aantal wijzigingen goedgekeurd rond de bedrijfsopvolgingsregeling voor de schenk- en erfbelasting (BOR) en de doorschuifregeling voor de inkomstenbelasting (DSR). Deze wijzigingen gaan per 1 januari 2025 in. Het Belastingplan 2025 bevat zoals verwacht aanvullende wijzigingen per 2025 en 2026. De meest in het oog springende wijzigingen zijn:

Per 2025

  • De voortzettingseis voor de BOR, waarbij de opvolger de onderneming ten minste vijf jaar moet voortzetten, wordt verkort naar drie jaar voor opvolgingen vanaf 1 januari 2025.

Per 2026

  • De BOR en DSR zijn alleen nog toegankelijk als de erflater of schenker ten minste 5% van de gewone aandelen houdt in een vennootschap die een onderneming drijft. Aandelen die bijzondere rechten kennen ten aanzien van vermogensbestanddelen of activiteiten van de vennootschap, kwalificeren niet meer voor de BOR en DSR.
  • Als de gerechtigdheid tot een onderneming wordt uitgebreid, geldt een nieuwe bezitstermijn voor het uitgebreide deel.
  • De bezitstermijn wordt verlengd voor AOW-gerechtigden: hoe ouder de erflater of schenker, hoe langer de bezitstermijn. De verlenging van de bezitstermijn is bij overlijden anders dan bij schenking.
  • De BOR wordt niet toegekend voor zover de verkrijger de onderneming eerder al dreef en deze in het verleden heeft verkocht aan de erflater of schenker. Doel van deze maatregel is voorkomen dat meerdere malen van de BOR gebruik wordt gemaakt.

Giftenaftrek vennootschapsbelasting

De giftenaftrek in de vennootschapsbelasting wordt tóch beperkt. Dit was vorig jaar al aangekondigd, maar het voorstel werd toen via amendementen ongedaan gemaakt.

Als DGA kunt u er momenteel voor kiezen om een gift niet uit privé, maar vanuit de bv te doen. Een schenking vanuit de bv is momenteel aftrekbaar van de winst van de bv als de gift wordt gedaan aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI) of een steunstichting SBBI. Deze aftrek is gemaximeerd tot 50% van de winst met een maximum van € 100.000.

Vanaf 2025 is dit dus niet meer mogelijk en leidt een gift door de bv tot een belaste winstuitdeling aan de aandeelhouders.

In tegenstelling tot eerdere berichten wordt de giftenaftrek in de inkomstenbelasting voorlopig niet gewijzigd. Deze giftenaftrek zal naar verwachting in 2028 of later geëvalueerd worden.

Excessief lenen en samenwerkingsverbanden

In 2023 trad de Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap in werking. De wet richt zich specifiek op de aanmerkelijkbelanghouder: kort gezegd een aandeelhouder die een belang van ten minste 5% houdt in een vennootschap. Bovenmatige financieringen bij de eigen vennootschap(pen) worden door deze wetgeving belast in box 2 (inkomen uit aanmerkelijk belang) van de inkomstenbelasting.
De peildatum voor de hoogte van de lening is 31 december. Voor zover het totaal van de toerekenbare leningen op de peildatum van een belastingjaar het maximum overschrijdt (en niet eerder in de heffing is betrokken), wordt een fictieve uitkering in box 2 belast.

Het kan voorkomen dat een aanmerkelijkbelanghouder ook participant is in een samenwerkingsverband, zoals een VOF. Bij leningen van de vennootschap aan het samenwerkingsverband kunnen dus dubbeltellingen ontstaan. Ten eerste wordt de schuld naar verhouding van de winstgerechtigdheid van de participant toegerekend aan de participant. Ten tweede is iedere participant hoofdelijk aansprakelijk voor de schuld van het samenwerkingsverband. Ook andere, meer specifieke, situaties met samenwerkingsverbanden kunnen leiden tot dubbeltellingen voor deze wetgeving. Deze dubbeltellingen worden met terugwerkende kracht naar 1 januari 2023 voorkomen.

Let op: op 31 december 2023 kon u nog € 700.000 van uw eigen bv lenen, zonder dat u werd getroffen door deze maatregel. Het maximumbedrag is per 31 december 2024 verlaagd naar € 500.000.

Vastgoed & btw

Verlaging tarief overdrachtsbelasting

Momenteel bedraagt het algemene overdrachtsbelastingtarief bij de overdracht van vastgoed 10,4%. Voor woningen die door de koper zelf als hoofdverblijf bewoond gaan worden, geldt een verlaagd tarief van 2%.

Het kabinet stelt voor het algemene tarief voor bepaalde transacties per 1 januari 2026 te verlagen naar 8%. De maatregel richt zich op beleggers in woningen, het verlaagde tarief geldt kort gezegd voor de overdracht van een woning die niet door de koper gaat worden bewoond. Voor woningen die voor de koper zelf als hoofdverblijf (gaan) gelden, blijft een verlaagd tarief van 2% van toepassing.

 

Earningsstrippingmaatregel verhuurd vastgoed

Rentelasten zijn niet altijd volledig aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting. De algemene renteaftrekbeperking bepaalt dat als de rentelasten van een vennootschap hoger zijn dan de rentebaten, het saldo aan rentelasten aftrekbaar is tot het hoogste van ofwel 20% (2024) van de fiscale EBITDA, ofwel € 1 miljoen.

Let op: het maximale percentage van de renteaftrek voor alle vennootschappen wordt verhoogd van 20% naar 25% van de fiscale EBITDA.

Om meerdere malen gebruik te maken van de drempel van € 1 miljoen, kunnen bedrijven hun activiteiten opknippen over meerdere vennootschappen. In de Voorjaarsnota is aangekondigd dat de drempel van € 1 miljoen vanaf 1 januari 2025 niet geldt voor vennootschappen met aan derden verhuurd vastgoed.

Kort gezegd betreft het vennootschappen waarvan de bezittingen (na correctie) gedurende minimaal de helft van het jaar hoofdzakelijk (70%) bestaan uit onroerende zaken die aan derden ter beschikking worden gesteld. Deze vennootschappen kunnen daardoor het saldo aan rentelasten alleen nog aftrekken tot 20% (percentage 2024) van de fiscale EBITDA. Deze maatregel zal gevolgen hebben voor onder andere woningcorporaties en andere verhuurders van vastgoed.

Het maximumpercentage van de renteaftrek stijgt, maar vennootschappen met verhuurd vastgoed krijgen juist met strengere regels te maken. Onze experts lichten de wijzigingen van de renteaftrekbeperking toe.

Samenloopvrijstelling bij aandelentransacties

De samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting is vorig jaar gewijzigd. De verkrijging van aandelen in een vastgoedvennootschap, waarbij het onderliggende vastgoed voor btw-doeleinden kwalificeert als nieuwe onroerende zaak, is hierdoor per 1 januari 2025 in principe belast met 4% overdrachtsbelasting. Er geldt een uitzondering als de achterliggende (nieuwe) onroerende zaken op het moment van verkrijging en de twee jaren daarna onafgebroken worden gebruikt voor ten minste 90% btw-belaste doeleinden. In dat geval kan de samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting onder omstandigheden alsnog worden toegepast.

De verkrijging van aandelen in een vastgoedvennootschap waarbij het onderliggend vastgoed kwalificeert als onbebouwde grond en/of ‘oude’ onroerende zaak blijft belast tegen het reguliere overdrachtsbelastingtarief.

Wijziging splitsingsvrijstelling overdrachtsbelasting

De overdrachtsbelasting kent een vrijstelling in het kader van een juridische splitsing.
Er bestaan al enige tijd plannen om de voorwaarden van deze vrijstelling aan te scherpen. In de huidige vorm is het namelijk mogelijk om met een samenstel van transacties de heffing van overdrachtsbelasting te voorkomen. Bij een rechtstreekse overdracht is echter wel overdrachtsbelasting verschuldigd. De huidige wettelijke bepaling leent zich volgens het kabinet voor oneigenlijk gebruik, bijvoorbeeld bij een verkoop aan derden. Daarom is voorgesteld de vrijstelling aan te scherpen en meer in lijn te brengen met andere vrijstellingen in de overdrachtsbelasting. Dit moet voorkomen dat vastgoed, door een juridische afsplitsing, uiteindelijk zonder heffing van overdrachtsbelasting aan derden kan worden overgedragen. Een mogelijke inwerkingsdatum van het wetsvoorstel is niet genoemd..

Btw-herziening diensten aan onroerend goed

(bestrijden short-stay constructie)

Onder de huidige btw-regelgeving is het mogelijk om met behulp van de zogenoemde ‘short stay’-regelgeving de btw-druk te beperken. Door bijvoorbeeld woningen na een grote verbouwing voor korte tijd btw-belast te verhuren, mag een ondernemer de btw op de verbouwingskosten aftrekken. Als de ondernemer vervolgens overgaat tot btw-vrijgestelde woningverhuur, blijft de genoten btw-aftrek in stand. Dit leidt volgens het kabinet tot een ongelijk speelveld in de verhuursector. Het kabinet vindt dit onwenselijk. Er wordt gewerkt aan een conceptwetsvoorstel waarin wordt voorgesteld om de btw-herzieningsregeling zoals die al geldt voor (on)roerende investeringsgoederen (waaronder gebouwen) uit te breiden naar diensten van minimaal € 30.000 aan onroerende zaken, zoals verbouwingen en groot onderhoud. Als het huidige voorstel wordt goedgekeurd, treden de nieuwe regels per 1 januari 2026 in werking.

Overige wijzigingen omzetbelasting

Het Belastingplan 2025 bevat een aantal andere wijzigingen op het vlak van de btw. Zo is voorgesteld het verlaagd tarief voor kunst, cultuur, sport en hotelovernachtingen af te schaffen vanaf 2026.

Bovendien was al bekend dat een aantal nieuwe of aangepaste wetten en regelingen per 1 januari 2025 in werking treedt. Denk bijvoorbeeld aan de margeregeling voor antiek-, kunst- en verzamelvoorwerpen. De margeregeling kan vanaf 1 januari 2025 niet worden toegepast als de wederverkoper de margegoederen heeft aangekocht tegen een verlaagd btw-tarief.

Per 1 januari 2025 vindt ook een uitbreiding van de kleineondernemersregeling (KOR) plaats. Deze regeling zal dan ook in andere EU-lidstaten kunnen worden toegepast, onder de in die specifieke EU-lidstaat geldende voorwaarden en verplichtingen.

Tot slot wacht ons ook een wijziging op het vlak van de plaats van dienst van evenementen die virtueel worden gehouden. Deze worden voortaan in alle gevallen (ongeacht of de afnemer een B2B- of B2C-afnemer is) geacht te zijn verricht daar waar de afnemer woont of is gevestigd.

Let op: de gevolgen van de voorstellen en wijzigingen verschillen afhankelijk van de aard en activiteiten van uw bedrijf. Uw adviseur vertelt u graag meer over de praktische gevolgen voor uw onderneming.

Werkgever & personeel

Aanpassing 30%-regeling:
verlaging naar 27%

Vorig jaar is de 30%-regeling voor ingekomen en uitgezonden werknemers versoberd. Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2024 is op het laatste moment besloten om de regeling af te bouwen. De maximale belastingvrije vergoeding bedraagt sinds 2024 gedurende de eerste 20 maanden 30%, de daaropvolgende 20 maanden 20% en de laatste 20 maanden 10% van het salaris. Er geldt overgangsrecht voor bestaande gevallen.
Op basis van een recente evaluatie van de regeling wordt nu voorgesteld deze afbouw ongedaan te maken. Met ingang van 1 januari 2027 zal de regeling gedurende de gehele maximale looptijd van 60 maanden een vast percentage van 27% bedragen en worden de salarisnormen verhoogd. Er geldt overgangsrecht, wat inhoudt dat voor werknemers waarbij voor 2024 de 30%-regeling werd toegepast het percentage van 30% blijft gelden en de salarisnormen niet verder verhoogd worden buiten de normale indexatie.

Afschaffing partiële
buitenlandse belastingplicht

Werknemers die in Nederland wonen en gebruikmaken van de 30%-regeling, kunnen momenteel in hun aangifte inkomstenbelasting kiezen voor de zogenoemde partiële buitenlandse belastingplicht. Deze gunstige regeling houdt in dat zij, ondanks hun woonplaats in Nederland, voor de belastingheffing in box 2 en box 3 worden behandeld als buitenlandse belastingplichtigen. Vorig jaar werd bekend dat de partiële buitenlandse belastingplicht per 1 januari 2025 wordt afgeschaft, waarbij een overgangsregeling geldt voor werknemers die aan het einde van 2023 gebruikmaakten van deze regeling. Zij kunnen tot en met 31 december 2026 van de partiële buitenlandse belastingplicht gebruikmaken. Eerder leek het erop dat deze afschaffing weer ongedaan zou worden gemaakt, maar daarvan is op basis van het Belastingplan 2025 geen sprake.

Eindheffing bestelauto corrigeren voor inflatie

Net als voor personenauto’s geldt ook voor bestelauto’s die privé gebruikt kunnen worden een fiscale bijtelling. Een uitzondering geldt alleen als aangetoond kan worden dat het voertuig niet meer dan 500 kilometer op jaarbasis privé gebruikt wordt. Voor bestelauto’s die doorlopend afwisselend gebruikt worden, is dit in de praktijk lastig aan te tonen. In die situatie mag de werkgever een eindheffing toepassen van € 300 per bestelauto per jaar, in plaats van een bijtelling. Deze heffing hoeft niet op de werknemers te worden verhaald en blijft voor rekening van de werkgever.

Dit bedrag is al jaren gelijk en werd niet jaarlijks geïndexeerd, maar met ingang van 1 januari 2025 wordt het eindheffingsbedrag gecorrigeerd met de huidige inflatie. Hierdoor wordt het bedrag per 1 januari 2025 € 438 per jaar. Vanaf 1 januari 2026 wordt dit bedrag jaarlijks geïndexeerd.

Handhaving Wet DBA voor zzp’ers

De Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA) is enkele jaren geleden in werking getreden om duidelijkheid te verschaffen over de vraag of een zzp’er moet worden beschouwd als een werknemer. De afgelopen jaren gold een zogenoemd handhavingsmoratorium op de wet DBA, waardoor de wet slechts in uitzonderlijke situaties werd gehandhaafd.

Per 1 januari 2025 komt het handhavingsmoratorium te vervallen. Dit betekent dat de Belastingdienst vanaf dat moment gaat controleren (mogelijk met een terugwerkende kracht tot vijf jaar) of een zzp’er moet worden beschouwd als een werknemer en hierop handhaven.

Als de Belastingdienst oordeelt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst in plaats van een overeenkomst van opdracht, dan bestaat het fiscale risico dat de Belastingdienst naheffing vordert van loonbelasting en premies over de aan de zzp’er betaalde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente en boetes. Dit levert een aanzienlijk financieel risico op voor de opdrachtgever/werkgever. De naheffing vindt plaats met terugwerkende kracht tot 1 januari 2025. In gevallen van evidente schijnzelfstandigheid kan ook vóor 1 januari 2025 worden nageheven. Daarnaast is er ook een arbeidsrechtelijk risico, namelijk dat de zzp’er op enig moment (vaak bij langdurige ziekte of beëindiging van de opdracht door de opdrachtgever) een arbeidsovereenkomst claimt, inclusief loondoorbetaling bij ziekte, ontslagbescherming, pensioenopbouw, etc.

De positie van zzp’ers blijft een heet hangijzer en de risico’s zijn vooral voor opdrachtgevers aanzienlijk.

Heffingsrecht over
buitenlandse werkdagen

Voor belastingplichtigen die in het buitenland wonen geldt in de meeste gevallen dat alleen in Nederland gewerkte dagen in Nederland belast mogen worden. In een enkel geval wijst een belastingverdrag ook in het buitenland gewerkte dagen toe aan Nederland. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een commissaris. Voor deze situatie is geregeld dat Nederland daar ook belasting over mag heffen. Voor andere situaties is dit nog niet goed in de wet geregeld.

Het Belastingplan 2025 stelt nu een wijziging voor waardoor in die zeldzame situaties geregeld wordt dat de Nederlandse belasting ook daadwerkelijk kan worden geheven.

Voor nu geldt het artikel voor bijvoorbeeld een zeevarende die in België woont, een Nederlandse werkgever heeft en haar werkzaamheden volledig buiten Nederland verricht. In de toekomst gaat het mogelijk ook gelden bij aanpassingen van belastingverdragen waarbij bepaalde thuiswerkdagen in het buitenland in Nederland belast mogen worden.

Verduidelijking gerichte
vrijstelling OV-abonnementen

Met ingang van 1 januari 2024 is de gerichte vrijstelling voor ov-abonnementen en voordeelurenkaarten verruimd. Vanaf die datum valt de vergoeding van een ov-abonnement ook volledig onder de gerichte vrijstelling, wanneer deze ook zakelijk wordt gebruikt. De tekst van de wet wordt nu weer aangepast om te verduidelijken welke vormen van ‘ter beschikking stellen, vergoeden of verstrekken’ onder de gerichte vrijstelling vallen. Ook is de vrijstelling niet meer beperkt tot Nederlands openbaar vervoer.

De volgende vormen vallen onder de vrijstelling:

  • een werkgever sluit een abonnement af voor de werknemer;
  • een werknemer sluit zelf een abonnement af en declareert de kosten bij zijn werkgever;
  • een werkgever verstrekt een kaart of app waarbij de kosten rechtstreeks aan de werkgever worden gefactureerd;
  • een werkgever verstrekt een kaart of app waarbij door de werkgever een bepaald saldo is geladen op de kaart.

De gerichte vrijstelling geldt niet voor losse privéreizen die de werknemer met zijn privéreisproduct maakt.

Baker Tilly

Wij zijn Baker Tilly. Meer dan een accountancy- en advieskantoor. Namelijk een ondernemende, verbindende organisatie met als belangrijkste focus: het bieden van relevante antwoorden op de vragen die onze klanten dagelijks bezighouden.
Van vragen over jaarrekening tot inkomstenbelasting, van verduurzaming tot bedrijfsopvolging, en van reorganiseren tot data-analyse. Op elk van onze 12 vestigingen in Nederland werken betrokken specialisten, met specifieke kennis van uw regio. Zo kunt u altijd rekenen op persoonlijk advies, op basis van gedegen kennis van de geldende regelgeving én uw specifieke omstandigheden.

Wereldwijd én dichtbij

Met onze Nederlandse kantoren behoren we tot de top 10 accountancy- en belastingadvieskantoren van Nederland. Onze focus ligt hier vooral op mkb-(familie)bedrijven en de publieke sector. Baker Tilly (Netherlands) B.V. is bovendien aangesloten bij het wereldwijde netwerk van Baker Tilly International Ltd., met onafhankelijke organisaties in 148 landen en in totaal bijna 39.000 professionals. Daarmee kunnen we bouwen op een sterk internationaal netwerk, met vertrouwde experts over de hele wereld. Ook voor advisering over uw internationale ambities en ondersteuning bij internationale compliance kunt u daarom op ons rekenen.

Wilt u persoonlijk advies of kennismaken met een belastingadviseur of accountant in uw regio? Neem contact met ons op!

Meer weten?

Dit overzicht bevat een samenvatting van enkele belangrijke punten uit het Belastingplan 2025 en een aantal eerder gepresenteerde en/of goedgekeurde maatregelen. Wij begrijpen dat u meer wilt weten over de gevolgen van de wetswijzigingen. Onze belastingadviseurs bespreken graag met u wat de consequenties van deze maatregelen kunnen zijn voor uw (persoonlijke) situatie.

De voorstellen waarmee nog niet is ingestemd, worden de komende weken door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer besproken. Uiteraard volgen we dit op de voet. Op onze Prinsjesdag-overzichtspagina publiceren wij regelmatig updates en verdiepende artikelen. Wilt u op de hoogte blijven van de voortgang van de plannen die tijdens Prinsjesdag werden gepresenteerd? En ook van andere ontwikkelingen op fiscaal gebied?

Disclaimer

Dit overzicht is met de grootst mogelijke zorg samengesteld op basis van de op 17 september 2024 (Prinsjesdag) gepubliceerde wetsvoorstellen. Dit overzicht is bedoeld als algemene informatie en niet als specifiek advies of volledig overzicht van alle wijzigingen. Een aantal maatregelen en voorstellen is niet in dit overzicht opgenomen. Let op: voor de meeste maatregelen geldt dat zij nog niet definitief zijn. Het is mogelijk dat er gedurende het wetgevingsproces nog wijzigingen plaatsvinden. Overleg met uw adviseur welke gevolgen de voorgestelde wijzigingen voor uw situatie hebben.